Praatronde
De praatronde is een goed gestructureerd kringgesprek dat als doel heeft te weten te komen wat er leeft in de hoofden en harten van de kinderen. Het is een moment van vertellen, tonen, voorlezen, zingen, ideeën uiten en voorstellen doen. Elke ochtend start met een praatronde. Het helpt kinderen de overgang te maken van thuis naar de klas (acclimatiseren, samen thuiskomen in de klas). Alle kinderen zitten hiervoor samen in de ronde met hun leerkracht. Kinderen krijgen de kans om de hele klasgroep deelgenoot te maken van ervaringen, dromen, plannen en vragen. Andere kinderen kunnen er soortgelijke belevingen bij vertellen, van elkaar leren en leren er elkaar te bevragen. Voor de leerkracht is de praatronde een bron vanwaar dingen uit de buitenwereld de klasgroep binnenkomen. Zo wordt de praatronde het inputmoment bij uitstek voor het onderzoek, levend rekenen, … .
Het spreekt vanzelf dat de praatronde evolueert doorheen de verschillende graadklassen. Er gelden strikte regels en bovendien een aantal rituelen die vanaf de eerste kleutergroep opgebouwd worden (je luistert naar elkaar, je kan nadien vragen stellen aan de verteller of aansluiten met gelijkaardige ervaringen, …).
Ventilatieronde
De bedoeling van een ventilatieronde is het welbevinden van de kinderen in de klasgroep te verhogen. Een ventilatieronde kan op ieder moment gebeuren indien de leerkracht inschat dat het nodig is om samen met de kinderen te reflecteren/filosoferen over een gebeurtenis/voorval in de klas of op school. Meestal wordt de ventilatieronde systematisch ingebouwd na de speeltijden omdat er daar veel sociale interacties tussen kinderen onderling gebeuren. In de ventilatieronde kunnen er dan samen afspraken gemaakt en uitgetekend worden of samen sancties bedacht worden. De ventilatieronde is een essentiële stap in het aanleren en inoefenen van sociale vaardigheden.
Dagafsluiting/afsluitronde
Voor het naar huis gaan wordt de dag geëvalueerd. Hieronder verstaan we: knutselwerkjes tonen en bespreken,
elkaar bravo’s geven en activiteiten evalueren, reflecteren op het eigen gedrag. Het gaat hierbij om proces- en productevaluatie.
Dit wil zeggen dat we zowel stilstaan bij het bereikte resultaat als bij de weg die we afgelegd hebben om tot dit
resultaat te komen. Elk kind krijgt de kans om zijn/haar zegje te doen en het is niet zelden dat hieruit activiteiten voortvloeien voor de volgende dagen.
Planning
Werken vanuit de belevingswereld van kinderen brengt een veelheid van activiteiten teweeg. Om al deze activiteiten
op een zinvolle manier vorm te geven en om greep te krijgen op het aspect tijd werken we met een planning. Door het gebruik
van de planning leren de kinderen stilaan hoe ze hun takenpakket het best kunnen spreiden, rekening houdend met hun
eigen werktempo en interesses en leren ze de werktijden zelfstandig en zinvol in te delen. Ze krijgen inzicht in tijd en
voelen zich verantwoordelijk voor het geplande werk. Vooraleer kinderen zelf kunnen plannen is het noodzakelijk dat ze inzicht
krijgen in tijd. Dit start bij de jongste kleuters met het zich bewust worden van de opeenvolging van gebeurtenissen, dmv
herkenbare, vaste momenten uit hun leefwereld en aangepast aan hun leeftijd. Gedurende de hele schoolloopbaan wordt
hieraan verder gewerkt. Kinderen krijgen meer en meer greep op tijd. Ze leren een uur, een dagdeel, een dag, … inschatten.
Concrete instrumenten die hierbij een hulp vormen zijn: een planningsbord, structuur van de dag, kalender, … .Door op deze
manier te werken leren we de kinderen basisvaardigheden aan voor wat in de eindtermen omschreven staat als leren leren.
Vrije werktijd/hoekenwerk
Vrije werktijd is een werkvorm waarbinnen kinderen in overleg beslissen waaraan ze zullen werken. Dit maakt het mogelijk om hen op hun eigen niveau tot activiteiten te laten komen die hen aanspreken. De rol van de leerkracht is niet te onderschatten. Het is geen “zomaar loslaten”: kinderen worden geobserveerd, aangemoedigd, geholpen, leerprocessen worden gestimuleerd en ondersteund. De leerkracht helpt de kinderen bij het maken van keuzes, het plannen, het uitvoeren en evalueren ervan, door uitleg, samen doen, voordoen, vragen stellen, samen onderzoeken. De leerkracht brengt structuur in en rond het werken en spelen. De klasgroep heeft zeer duidelijke regels en afspraken die het mogelijk maken om van de aangeboden vrijheid goed gebruik te maken.
Het vrije keuzeaanbod in de kleuterklas gaat in op een zeer brede ontwikkeling van de kinderen. In de lagere school wordt het accent stapsgewijs meer gericht op specifieke mogelijkheden: verwerking van geleerde leerstof, doorwerken aan oefenopdrachten, klasklussen uitvoeren, verder werken aan een onderzoek, vrije teksten schrijven, tekenen, toneeltje voorbereiden, voorlezen voor kleuters.
Hoeveel vrije werktijden er georganiseerd worden en hoe ze gestructureerd worden, is afhankelijk van de leeftijd en de groep kinderen.
Onderzoek
Bij onderzoek gaat het om een mix van freinettechnieken. Er wordt bij elk onderzoek een vaste structuur gehanteerd:onderzoeksvraag, sprokkelmoment thuis (met de ouders), snuffelmoment in de klas, brainstorm-moment (wat willen we weten, doen, zijn), symboliseren en visualiseren, plannen, uitvoeren, evaluatiemoment (voorstelling, uittekenen van het onderzoek, reflectie).
Onderzoek start vanuit de belangstelling van de kinderen. De leerkracht kijkt, voelt, luistert naar de kinderen. De onderwerpen kunnen komen vanuit de praatronde, vanuit een spel dat blijft leven, ... . Bij het opstarten wordt vastgelegd “wat willen we weten” en “wat willen we doen” rond dit onderwerp of probleem. Dan is het tijd voor een rudimentaire planning. Het is enorm belangrijk dat er een duidelijk einddoel en een tussentijdse evaluatie is. Dit behoedt de groep of de individuele leerling voor een stuurloze werking. In de loop van de volgende dagen wordt gewerkt naar een eindproduct en volgt een voorstelling. Op die manier wordt leren communicatief en functioneel.
Door de aanpak van onderzoeken krijgen kinderen de kans zich op verschillende terreinen te ontplooien. De rol van de leerkracht is bij de jongere kinderen meer bepalend. Naarmate de groep het aankan, nemen de kinderen zelf meer in handen en wordt de rol van de leerkracht kaderend. De leerkracht is in alle fasen van het project een spilfiguur. Hij/zij waakt over het realistisch karakter van de deeltaken, zorgt voor aanvullende informatie, stuurt waar nodig is. Kinderen moeten ook stilaan zelfstandig informatie leren opzoeken. In dit verband is een documentatiecentrum in de klas of op school interessant en bezoek aan de bibliotheek onontbeerlijk. Onderzoeken worden aangegrepen om schriftelijk of mondeling verslagen te leren uitbrengen. De inhouden van onderzoeken zijn terug te vinden in een of meerdere deelgebieden van W.O. Vandaar dat de vakken niet systematisch opgesplitst, maar geïntegreerd zijn. Op die manier krijgen kinderen ook vlugger greep op “de werkelijkheid-zoals-ze-is”.
Vrije tekst en tekstenronde
Deze werkvorm zal naarmate de school verder uitgebouwd wordt met een 2de en derde graadklas ruimer aan bod komen.
Bij de kleuters houdt deze werkvorm in dat de kinderen een tekening maken en de leerkracht de tekst schrijft die de kleuter daarbij vertelt. Op die manier leert de kleuter spelenderwijs omgaan met taal. Er kan ook gebruik gemaakt worden van druk- en stempeltechnieken, de computer, … .De kleuters die de letters al herkennen, kunnen op die manier al echte teksten maken. De tekeningen worden verzameld in het tekenrondeschrift.
In de eerste graad is vrije tekst een manier om op een natuurlijke manier te leren lezen en schrijven. Wekelijks wordt er tijd voorzien om teksten te schrijven. Het onderwerp komt vanuit het kind. Uit de vrije teksten kunnen de leerkrachten woorden, spelling, woordenschat, werkwoordspelling halen die leiden tot taalonderricht. De vrije tekst wordt altijd vergezeld van een vrije expressievorm: een tekening, een ruimtelijk werk of een toneeltje. De vrije teksten gaan in een vrije tekstenschrift samen met de tekeningen. De leerling bepaalt zelf of er eerst een vrije tekst gemaakt wordt of eerst een tekening. Een tekening kan inspireren tot een onderwerp van de vrije tekst. De vrije teksten worden eerst in het klad geschreven en daarna verbeterd door de leerkracht. Zo zien de leerlingen hun eigen fouten. Aan spellingsregels die nog niet van toepassing zijn wordt geen aandacht gegeven. Daarna schrijft de leerling de tekst foutloos over.
Levend rekenen
Op freinetscholen wordt gebruik gemaakt van een realistische rekenmethoden. Freinetwerkers zetten regelmatig de methoden opzij en werken ze met ‘levend rekenen’. Dat biedt mogelijkheden om de leef en belevingswereld te onderzoeken en rekening te houden met de verschillen tussen de kinderen. Aan de activiteiten in de kring zitten regelmatig reken- en wiskundeaspecten. Er wordt veel belang gehecht aan de echtheid van het rekenen. Er wordt geteld en vergeleken, de maat van schoenen, de waarde van verschillende knikkers, de grootte van het veldje, hoe hoog wordt de nieuwe flat naast de school…
De leerkracht maakt deze aspecten tot een gezamenlijke rekenactiviteit. Het is in het begin niet altijd gemakkelijk een rekenvraagstuk te vinden in de kringgesprekken. De leerkracht helpt bij het herkennen en formuleren van de rekenvraag, ze gaat met de kinderen op zoek naar de mathematische kant van de werkelijkheid en zorgt dat er verschillende oplossingen aan bod komen. Ze gaat in op oplossingen die kinderen bedenken en geeft er zelf regelmatig ook een. Ze stelt vragen, geeft het goede rekenvoorbeeld, heeft gevoel voor verschillende rekenkundige oplossingen en kent regels, begrippen en structuren.
Het verder uitwerken is aanleiding tot experimenteren, het uitwisselen van oplossingsstrategieën en het doen van rekenontdekkingen, het geven van extra uitleg en verdere oefening … Bij de verkenning en oplossing van deze rekenproblemen ontwikkelen leerlingen hun mathematisch denken en worden ze gevoelig voor wiskundige en rekenkundige structuren.
Daarnaast is in de groep een goed gevulde rekenkast met leermiddelen die vrij ontdekken toestaan, zoals weegschalen, meetlatten, blokjes, rekenstaafjes, rekenrekjes, klokken, zandlopers, stopwatches, meetwielen, breukenmateriaal …
Bij reflecties gaat het om wiskundige inhoud die aan bod kwam: welke inzichten, welke basisvaardigheden, welke wiskundige begrippen en procedures hebben de kinderen gehanteerd.
IZW
Kinderen verwerken de leerstof op papier. Ze krijgen een pakket met individuele (gedifferentieerde) oefeningen. Hierdoor leren ze de leerstof op een zelfstandige manier verwerken.Individuele verwerking volgt in de regel op een instructieles. De leerlingen kennen het doel van de opdrachten en weten precies wat ze moeten doen. Individuele verwerking heeft tot doel nieuwe leerstof in te oefenen die in een instructieles is aangeboden. Zelfstandig werk refereert aan opdrachten die òf zijn opgedragen door de leerkracht, òf door de leerlingen zelf zijn gekozen. Zelfstandig werk heeft tot doel de leerlingen zonder directe begeleiding van de leerkracht aan deze opdrachten te laten werken.Zelfstandig werken heeft de volgende kenmerken:
- de directe hulp van de leerkracht is afwezig
- opdrachten komen van de leerkracht of zijn door de leerling zelf gekozen
- de leerlingen werken op eigen niveau
- de leerlingen kunnen met verschillende opdrachten bezig zijn
- de leerstof heeft niet altijd betrekking op een zojuist gegeven instructie
- het werk kan over meer dagen of tijdseenheden worden gespreid
- leerlingen kunnen op een verschillend moment klaar zijn met het werk
- de leerlingen kunnen aan de opdrachten werken als zij hun andere taken af hebben
Druktechnieken
Freinet was erg bezig met de drukpers. Hier mee worden teksten vermenigvuldigd en kunnen dus verspreid worden en langer bewaard. De drukpers is nog steeds belangrijk in het Freinetonderwijs. Er kunnen onder andere de klassen- en schoolkranten, uitnodigingen mee worden gemaakt. Drukvormen beelden iets uit dat getekend of geschreven is. Wat je drukt, kun je in een oplage verspreiden. Er zijn verschillende soorten druk v.b. stofdruk, kartondruk, boombladeren, linodruk en lijmdruk.
Uitstappen
We willen de wereld van buiten de school verkennen. Uitstappen kunnen een transfer zijn van geleerde inhouden of kunnen een aanzet, prikkeling zijn om nieuwe onderzoeken, vragen op te roepen.
Ook onze klastuinen vormen een bijzondere meerwaarde om te kinderen in contact te brengen met de natuur. Ze onderhouden (onkruid wieden) en beplanten de tuin volledig zelf onder begeleiding van een tuinouder. Op deze manier kunnen ze de groeiprocessen van bloemen, planten, kruiden, groenten en fruit van dichtbij opvolgen.